In het hart van de Joodse buurt, tussen de Keizersgracht en de Weesperstraat, wordt Samuel Sarphati geboren in 1813 als zoon van Portugees-Joodse ouders. Na zijn studie Medicijnen in Leiden en zijn promotie op tuberculose, keert Sarphati op 27-jarige leeftijd terug naar Amsterdam. Hier gaat hij aan de slag als arts bij het armenziekenhuis in de Rapenburgstraat. De leefomstandigheden van zijn patiënten, veelal uit de Joodse buurt, zijn zo mogelijk nog erbarmelijker dan in andere volksbuurten. Amsterdam is in de eerste helft van de negentiende eeuw een stad in verval. De stank en vervuiling van vele buurten net buiten de grachten zorgt voor een slechte publieke gezondheid. Sarphati merkt dat hij geen structurele oplossing kan bieden voor de medische noden van zijn stadsgenoten in zijn rol als armenarts. De regelmatig optredende epidemieën zijn onlosmakelijk verbonden met de slechte leefomstandigheden en de slechte volksgezondheid. Om zijn mede Amsterdammers echt te kunnen helpen, moet de hygiëne van de stad verbeterd worden. Sarphati besluit zich niet te beperken tot symptoombestrijder en stapt naar het stadsbestuur voor een pleidooi over de vernietigende gevolgen van de gebrekkige verwijdering van afval op straat. Sarphati benadrukt zijn wens voor verbetering van de dagelijkse poepophaaldienst, beter bekend als de ‘boldootkar’.
Het stadbestuur laat zich overtuigen en in 1847 sprokkelt Sarphati genoeg startkapitaal bijeen om, naast zijn werk als armenarts, directeur te worden van zijn eigen afval- en mestbedrijf, gelegen op het Roeterseiland. Amsterdam wordt schoner en er verdwijnt aanzienlijk meer vuil van de straten en uit de grachten. In 1851 bezoekt Sarphati de Wereldtentoonstelling in het Chrystal Palace in Londen. Sarphati schrikt hoe beschamend ver Nederland achterloopt op technologisch gebied in vergelijking met andere Europese landen. Bij zijn terugkeer in Nederland besluit hij een innovatieplatform op te richten, genaamd Vereeniging voor Volksvlijt, om zo publicaties, tentoonstellingen en andere correspondentie vanuit de Nederlandse industrie te delen met het buitenland. Het bijbehorende tentoonstellingsgebouw aan de Amstel, bekend onder de naam Paleis voor de Volksvlijt en geïnspireerd op het Engelse Crystal Palace, wordt uiteindelijk pas in 1864 opgeleverd op het Frederiksplein. Dit gebouw, waarbij kennisuitwisseling centraal stond, wordt gezien als de kroon op zijn werk. Helaas wordt het totaal verwoest door een brand in de nacht van 17 op 18 april 1929.
Naast zijn werk als arts en het opzetten van de Vereniging en het afval- en mestbedrijf besluit Sarphati in 1855 ook de beperkte voedselvoorziening voor de armen aan te pakken. Voedzaam brood voor iedereen zou de volksgezondheid verder verbeteren. Hij start een broodfabriek aan de Vijzelgracht waar wekelijks 9000 voedzame en betaalbare broden gemaakt worden. Hiermee doorbreekt Sarphati het heersende ‘meelkartel’ van molenaars en bakkers en maakt het verschil voor zijn minder bedeelde stadsgenoten.
Tien jaar na het opzetten van zijn Amsterdamse broodfabriek, overlijdt Sarphati plotseling op 53-jarige leeftijd na een kort ziekbed van enkele dagen. Waar hij precies aan overlijdt blijft onduidelijk, al had het overlijden van zijn vrouw twee jaar eerder hem erg aangegrepen. Zijn plotselinge dood jaagt een schokgolf door Amsterdam en zijn teraardestelling mondt uit in een massaal eerbetoon. Zo schrijft Thorbecke in een condoleancebrief aan Sarphati’s hoogbejaarde vader: ‘Amsterdam en het land hebben één hunner nuttigste burgers verloren’.
Twintig jaar na zijn overlijden wordt ter nagedachtenis aan Sarphati in het naar hem vernoemde park het borstbeeld van Sarphati onthuld. Goede vriend en filantroop Abraham Carel Wertheim spreekt tijdens deze onthulling: ‘Ik bezweer u het gedenkteeken van Sarphati te aanschouwen, opdat de onverschilligheid, de vreeze, de aarzeling, de zelfzucht wegvallen en gij u schaart in de rijen van hen, die hun land en hun stad liever hebben dan zichzelf.’
Sarphati Amsterdam bewondert en eert de onuitputtelijke inzet van Samuel Sarphati voor de verbetering van de volksgezondheid en streeft ernaar om dit in zijn naam voort te zetten.